Voorburg, 23 september 2013

Wet Verhuurderheffing 2014 en volgende jaren gepubliceerd, 23-09-2013

Het Kabinet komt er in de nieuwe wet Verhuurderheffing rond voor uit dat de extra huuropbrengsten van de inkomensafhankelijke huurverhoging afgeroomd worden om de problemen van de schatkist op te lossen. Als motivatie voor de heffing geldt de beschikbaarheid van huurtoeslag en de door de overheid in het verleden beschikbaar gestelde objectsubsidies voor de bouw van sociale huurwoningen. Daarom vallen alle huurwoningen onder de € 681 onder de heffing, ook van particuliere en commerciële verhuurders. De komende jaren loopt het heffingspercentage fors op tot 0,536% van de WOZ-waarde in 2017. Een verhuurder van een gereguleerde huurwoning met een WOZ-waarde van circa € 200.000 moet dan € 775 betalen, dat is minstens anderhalve maand huur. De wet voorziet niet in een einddatum: de verhuurderheffing zal dan ook na 2017 doorlopen.

Bestuurslid Dick van Hal, bestuurlijk verantwoordelijk voor woningen: “De verhuurderheffing is een budgettaire maatregel die de toegestane huurverhogingen meer dan afroomt. De heffing leidt tot hoge extra kosten voor woningen onder de € 681. Aan de andere kant zal er door de heffing meer marktwerking ontstaan door minder overheidssubsidie in de koop en de sociale sector. De huurprijzen in de sociale sector zullen vanwege de heffing omhoog moeten en corporaties zullen meer huurwoningen liberaliseren. Daardoor komt de vrije sector in een beter level playing field. Er zal meer schaarste ontstaan door doorstroming vanuit de sociale sector. IVBN stelt alles in het werk om binnenlandse en buitenlandse beleggers voor het vrije sector huursegment te interesseren.”

Institutionele beleggers zijn overigens al enkele jaren bezig zich geleidelijk aan terug te trekken uit gereguleerd blijvende huurwoningen. De heffing zal dat proces versnellen. De heffing betekent verder dat beleggers nauwelijks meer zullen investeren in nieuwbouw onder de € 681. Enkele beleggers waren bezig met kleine woningen voor starters, ouderen en studenten; dat gaat nu niet meer. Ook zal er moeilijk nog geïnvesteerd kunnen worden in bijvoorbeeld energiebesparing van bestaande, gereguleerd blijvende huurwoningen.

IVBN zal bij de komende parlementaire behandeling van de wet er op wijzen dat de opbrengst van de inkomens-afhankelijke huurverhoging in 2013 aanzienlijk minder was dan verwacht. Dit vanwege de tijdsdruk en de zeer gecompliceerde huuraanzegging, waarvoor per huishouden een inkomensindicatie moest worden verkregen, gekoppeld aan de WOZ-beschikking. In 2014 zal dat proces aanzienlijk gestroomlijnder moeten plaatsvinden. Voorts wijst IVBN erop dat vanaf 1 juli 2015 de inkomensafhankelijke huurverhoging weer dreigt te worden losgelaten voor een huursombenadering.

In de wet is opgenomen een heffingsvermindering, die in bepaalde gebieden (krimpregio’s en Rotterdam-Zuid) kan worden verkregen bij investeringen in de bouw, sloop en samenvoeging/verbouw van gereguleerde huurwoningen. Daarvoor is maximaal 70 miljoen per jaar beschikbaar. Het Kabinet heeft het totale bedrag dat de heffing jaarlijks moet opbrengen overigens met diezelfde 70 miljoen opgehoogd. Ook de ombouw van kantoren valt onder een heffingsvermindering. Dat moet dan echter door dezelfde belastingplichtige gebeuren die ook de heffing afdraagt. Voorts geldt dat alleen voor de ombouw naar gereguleerde huurwoningen, die dan uiteraard ook weer onder de heffing vallen. IVBN betreurt deze beperkingen, omdat de ombouw van kantoren ook naar koop- of geliberaliseerde huurwoningen gestimuleerd moet worden.


Noot voor de redactie: Contactpersoon drs. F.J.W. van Blokland MRICS, directeur IVBN 070-3000371 of  06 54 25 24 15 

Doel van IVBN is het bevorderen van een evenwichtig investeringsklimaat voor vastgoed en een goede marktwerking, zowel lokaal, regionaal als (inter-)nationaal. IVBN behartigt de gemeenschappelijke belangen van de leden en biedt een platform aan institutionele vastgoedbeleggers

Leden van IVBN zijn vastgoedondernemingen in de vorm van (al of niet beursgenoteerde) vastgoedfondsen en vastgoedvermogensbeheerders. De leden exploiteren omvangrijke portefeuilles vastgoed, overwegend in opdracht van institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en/of banken. De 30 leden exploiteren voor circa 50 miljard euro aan Nederlands onroerend goed en nog eens zo’n 50 miljard aan vastgoed in het buitenland. Zij beleggen in woningen (40%), kantoren (25%), winkels (25%), bedrijfsruimten, parkeergarages en overig vastgoed.





Terug