5. Voorburg, 2 maart 2004

Schrappen van fiscale faciliteit voor woningen. Tegenstrijdig kabinetsbeleid inzake woninginvesteringen

In het kader van het Belastingplan 2004 werd door het ministerie van Financiën per 1 januari jl. de fiscale faciliteit geschrapt voor woningbouwvennootschappen, de zogenaamde artikel 10-woningen. Dit onder zwaar protest vanuit IVBN. Deze fiscale faciliteit was in de jaren vijftig in het leven geroepen om vennootschapsbelastingplichtige woningbeleggers (banken en verzekeraars) fiscaal gezien een gelijk speelveld te bieden ten opzichte van met name woningcorporaties. Op verzoek van de overheid en gelet op de woningnood investeerden zij in de jaren daarna fors in huurwoningen. Tot en met 1992 bleven een aantal Vpb-plichtige woningbeleggers doorgaan met investeringen in nieuwe huurwoningen. In dat jaar werd er een overgangsregeling afgekondigd, zonder echter dat daarin een einde van de regeling was opgenomen. Vanaf dat moment werd de situatie eigenlijk min of meer bevroren. Er kon niet langer fiscaal aantrekkelijk in nieuwe woningen worden geïnvesteerd, terwijl het verkopen van slechts een deel van de woningen vrij snel de hele fiscale vrijstelling zou doen verdwijnen. Met het voorstel van de regering om de overgangsregeling te beëindigen per 1 januari 2004 verloren de betrokken woningbeleggers direct een forse fiscale vrijstelling van € 20 miljoen voor 18.500 huurwoningen, waarop niet was gerekend.

IVBN maakte bezwaar tegen de aangekondigde beëindiging van de overgangsregeling. Beleggers hadden geen enkele aanleiding te verwachten dat de overgangsregeling met ingang van 2004 ineens éénzijdig en zonder overleg zou worden beëindigd. De door Financiën gebruikte argumentatie om de faciliteit te schrappen werd door IVBN als onjuist en ook onheus gezien. Ten onrechte suggereerde Financiën dat de bij artikel 10 BV's betrokken verzekeringsmaatschappijen via een constructie niet de woningen zelf, maar de aandelen van een tussenhoudster vervreemdden, om daarmee het overgangsregime op oneigenlijke wijze te verlengen. Zij werden daarmee in een negatief daglicht geplaatst. Ook het tweede argument, als zou het sinds 1992 gebruikte overgangsregime de binnenstedelijke vernieuwing in de weg staan, klopt volgens IVBN niet en zou overigens ook gemakkelijk door Financiën te repareren zijn geweest.

Mogelijk zullen de circa 18.500 huurwoningen versneld worden verkocht. Het gaat hier om 16% van de 115.000 niet-geliberaliseerde huurwoningen in bezit van institutionele woningbeleggers. Als echter gebruik gemaakt wordt van de fiscale herinvesteringsreserve, moet wel binnen drie jaar in nieuwe huurwoningen worden belegd. Het aanbod van nieuwe huurwoningen in Nederland is echter zeer beperkt, zodat ofwel de betrokken woningbeleggers alsnog een tweede afrekening krijgen met de fiscus, ofwel gaan zoeken naar woningbeleggingen in het buitenland. Dit terwijl het ministerie van VROM institutionele woningbeleggers juist oproept op om méér te gaan investeren in huurwoningen.



Noot voor de redactie Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met: Drs F.J.W. van Blokland, directeur IVBN tel. 070-3000371 (werk); 06 54 25 24 15 (mobiel) De Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland (IVBN) behartigt de gezamenlijke belangen van grote pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen, banken en (al dan niet beursgenoteerde) vastgoedfondsen en- ondernemingen. De 31 leden hebben voor circa 45 miljard euro aan Nederlands onroerend goed in bezit en dat is circa 95% van het Nederlands institutionele vastgoedvermogen. De bij de IVBN aangesloten organisaties beleggen in woningen, kantoren, winkels en bedrijfsruimten. Zij verhuren circa 175.000 woningen en zijn daarmee de derde aanbiedende partij op de woningmarkt. Het commercieel vastgoed is opgebouwd uit kantoren (6 miljoen m2), winkels (4,5 miljoen m2) , bedrijfsruimten en overig vastgoed waaronder parkeergarages. Daarmee zijn de institutionele beleggers de belangrijkste commerciële verhuurders van onroerend goed. IVBN is in 1995 opgericht om de gemeenschappelijke belangen van haar leden te behartigen en de bedrijfstak verder te professionaliseren.


Terug